Achter in het stille klooster

Zachtjes klinkt het avondklokje,
Alles keert ter ruste neer,
Vogelen zingen treurige liederen,
't Zonlicht daalt in 't westen neer.

Achter in het stille klooster
Zusters in hun zwarte dracht,
Zij verplegen daar de lijders
Die gewond zijn aangebracht.

Beide deuren staan wijd open
En een zuster treedt daarin
Met een jong'ling in haar armen
Die nooit weer ten strijde ging.

Beide benen afgeschoten
En daarbij een rechterhand,
Want hij had zo trouw gestreden
Voor zijn eer en vaderland.

Aan de deur van 't stille klooster
Klopt een droeve moeder aan:
Ligt mijn zoon hier zwaargewond soms,
'k Zou zo gaarne tot hem gaan.

Arme moeder, sprak de zuster,
Uwe zoon, hij leeft niet meer,
Al zijn lijden is geleden,
Stierf voor vaderland en eer.

Bij het ziekbed aangekomen
Nam zij 't witte doodskleed af,
En in tranen stort zij neder:
Delf voor hem en mij een graf!

Op het kerkhof ligt begraven
Ene moeder en haar zoon,
En nu strijden zij voor eeuwig,
Ja voor eeuwig voor Gods troon.

Met dank aan Constance Heesen, fellerheesen@vobisnet.nl


http://www.graphicgarden.com/