Gelukkig is het land
Dat God de Heer beschermt
Als daar met moord en brand
De vijand rondom zwermt
En dat men meent: Hij zal
't Schier overwinnen al
Dat dan, dat dan, dat dan,
Hij zelf komt tot de val
De Hoeder Israels
Die slaapt noch sluimert nooit
Hij helpt uit veel gekwels
Zijn volk, 't welk was verstrooid
Door 't Spaanse boos gebroed
En doet haar nog dit goed:
Dat zelf, dat zelf, dat zelf
De vijand lopen moet
Gelijk 't volk in een schip
't Welk hort en stuit en steekt
Als 't komt op ene klip
Van angst het zweet uitbreekt
Zo staat nu ook confuis
Maraan met zijn gespuis
Die nu, die nu, die nu
Met schand' moet lopen thuis
Gedankt moet zijn de Heer
de God, die eeuwig leeft!
Dat Hij ons t' zijnder eer
Deez' overwinning geeft
Wat wonder heeft de kracht
Des Heren al gewracht?
O Heer! o Heer! o Heer!
Hoe groot is Uwe macht!