Hoog op de gele wagen
Rijd ik lands berg en dal.
Lustig de kleppers draven,
Blij klinkt het hoorngeschal.
Water en en wouden en weiden,
Stromen zo krachtig en vrij;
Ik kan van uw schoon haast niet scheiden,
Maar 't gaat voorbij, voorbij.
Ik kan van uw schoon haast niet scheiden,
Maar 't gaat voorbij, voorbij.
Bassen, violen en fluiten
Zingen door dorpen blond.
Vrolijke frisse kornuiten
Springen om de linde in 't rond.
Mee danst het blad in de winden,
Zwierend en zwaaiend joechei!
Hoe graag bleef ik daar bij de linde,
Maar 't gaat voorbij, voorbij.
Hoe graag bleef ik daar bij de linde,
Maar 't gaat voorbij, voorbij.